Nederland – door Mr. Kaj Hollemans (KH Legal Advice) (columns KHLA).
Volgens burgemeester Femke Halsema moeten we de feiten onder ogen zien: de War on Drugs werkt niet. Zij pleit voor een andere aanpak: het legaal maken en streng reguleren van de verkoop van cocaïne en andere drugs. Dat is een dappere uitspraak. Ten eerste, omdat de burgemeester deze uitspraak deed tijdens een congres met een aantal Europese ministers over georganiseerde misdaad. Het congres was georganiseerd door minister Dylan Yeşilgöz van Justitie en er waren ministers uit België, Frankrijk, Duitsland, Italië en Spanje aanwezig. Ten tweede, omdat zij deze uitspraak deed als burgemeester van de hoofdstad van Nederland. Een krachtig signaal voor een lastig publiek.
Voorheen waren het altijd voormalige burgemeesters of voormalige presidenten die erkenden dat de War on Drugs heeft gefaald. Dat beeld is inmiddels aan het veranderen. De huidige president van Colombia, Gustavo Preto, pleit voor het legaliseren van cocaïne. De Colombiaanse regering is van plan wetgeving te introduceren om cocaïne en cannabis te decriminaliseren.
Door de verkoop van cocaïne te legaliseren en te reguleren wil de Colombiaanse regering de lucratieve drugsmarkt weghouden van gewapende groepen en kartels. De huidige president van de VS, Joe Biden, heeft opdracht gegeven het cannabisbeleid te herzien, gratie te verlenen voor eerdere veroordelingen voor bezit van cannabis en de classificatie van cannabis opnieuw te bekijken. Dat zijn stappen in de goede richting, met een grote symbolische waarde. In de VS staat cannabis nu op dezelfde lijst (Schedule I) als heroïne.
Waar internationaal de oproep om de verkoop van drugs te legaliseren en te reguleren steeds luider klinkt, steekt de Nederlandse regering de kop in het zand en doet precies het tegenovergestelde. In reactie op het pleidooi van burgemeester Halsema kondigde minister Yeşilgöz aan dat de ministers gezamenlijk hebben besloten om de strijd tegen drugs te intensiveren.
Stofgroepenverbod: slecht idee
Onlangs heeft het kabinet een voorstel naar de Tweede Kamer gestuurd om honderden middelen (die nu nog legaal zijn en waarvan niet bekend is of ze schadelijk zijn voor de volksgezondheid) onder de werking van de Opiumwet te brengen. Als het aan het kabinet ligt, worden straks uit voorzorg hele stofgroepen verboden.
Verschillende fracties hebben (terecht) honderden schriftelijke vragen gesteld over dit voorstel. Ook meerdere organisaties hebben aandacht gevraagd voor de gevolgen van het stofgroepenverbod, ook wel de ‘nieuwe drugswet’ genoemd. Daarbij hebben zij gewezen op de gevolgen van dit voorstel.
De nieuwe drugswet gaat uit van het voorzorgsbeginsel. Dat beginsel staat haaks op de internationale drugsverdragen waar de Opiumwet op is gebaseerd. Straks worden honderden stoffen verboden, zonder dat is aangetoond dat ze schadelijk zijn voor de gezondheid of voor de samenleving. Volgens de regering is het hooguit “aannemelijk” dat deze (vaak nog) onbekende middelen gezondheidsschade kunnen opleveren.
Het kabinet baseert het stofgroepenverbod op aannames en veronderstellingen die niet worden onderbouwd met feiten of wetenschappelijke onderzoeken. Sterker nog, uit de beschikbare wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat de introductie van een stofgroepenverbod niet werkt. Het leidt juist tot meer drugsgebruik, meer incidenten en meer illegale drugshandel. Ook zorgt een stofgroepenverbod voor ernstige belemmeringen voor wetenschappelijk onderzoek. Zelfs het RIVM heeft (al in 2012) aangegeven dat een generieke benadering op basis van een chemische structuur niet haalbaar is en geadviseerd om geen stofgroepenverbod in te voeren. Toch heeft de regering het niet nodig gevonden om het RIVM nogmaals te vragen om onderzoek te doen naar de wenselijkheid van de nieuwe drugswet. Blijkbaar is men in Den Haag niet gerust op de uitkomsten van zo’n onderzoek.
Daarnaast is de invoering van een stofgroepenverbod niet proportioneel. In Nederland worden nauwelijks NPS gebruikt én er zijn weinig incidenten met NPS. Er is dus eigenlijk geen aanleiding voor een stofgroepenverbod, terwijl de invoering daarvan wel extra geld en extra capaciteit kost bij de politie, het OM en het NFI; organisaties die nu al kampen met capaciteitsproblemen en personeelstekorten. De nieuwe drugswet gaat straks ten koste van andere strafrechtelijke onderzoeken, zoals zedenzaken.
Het voorstel lijkt vooral bedoeld te zijn om te voldoen aan rechtshulpverzoeken uit andere landen die al een stofgroepenverbod hebben ingevoerd, zoals Duitsland en België. Het probleem is alleen dat de Opiumwet daar helemaal niet voor bedoeld is en dat op deze manier het Nederlandse drugsbeleid straks voor een aanzienlijk deel wordt bepaald door de ons omringende landen.
Willekeur in strijd met de rechtsstaat
De regering heeft niet eens een duidelijk plan voor de communicatie van het stofgroepenverbod richting burgers. De door de regering voorgestelde oplossing is volstrekt onvoldoende, volgens de Raad van State. Daarmee staat het voorstel op gespannen voet met het legaliteitsbeginsel. Dit beginsel komt in gevaar als grote groepen stoffen worden verboden, zonder dat duidelijk is welke middelen daar precies onder vallen. Het moet voor een burger duidelijk zijn wat precies strafbaar is gesteld, zeker als er zware straffen gelden.
Met de nieuwe drugswet worden honderden middelen verboden, kunnen mensen hoge straffen krijgen, kunnen woningen worden gesloten (op grond van de Wet Damocles) zonder dat mensen zelfs maar een vermoeden hebben dat ze iets verkeerd hebben gedaan. Daarmee opent het kabinet de deur naar willekeurig en selectief optreden door de overheid en gaat dit voorstel in tegen de grondbeginselen van de Nederlandse rechtsstaat.
In de strijd tegen drugs lijkt alles gerechtvaardigd, maar in een vrije, democratische samenleving zoals Nederland hebben burgers recht op bescherming tegen de overheid. De rechtsstaat vormt een garantie op het voorkomen van machtsmisbruik en willekeur door de overheid. Een wet mag nooit ingaan tegen de grondbeginselen daarvan. Als de overheid dat principe loslaat, wordt de samenleving straks, naast alle andere crisis, geconfronteerd met een opiaatcrisis. Daarom deze oproep aan de politiek: beter slim reguleren, dan dom verbieden.